In Mechelen zijn nog veel huizen, schuren, stallen en bakhuisjes waar het oude vakwerk is bewaard gebleven. Een groot aantal van deze vakwerkgebouwen is vanaf de openbare weg te zien. Soms word je verrast als je een erft oploopt en daar vakwerk ziet. Op andere plaatsen is het vakwerk alleen nog in het interieur aanwezig.
De oudste vorm bestond uit een verzameling vrijstaande gebouwen, die dan ook nog willekeurig ten opzichte van elkaar lagen.
Uitbreidingen vonden plaats door direct tegen het woonhuis aan te bouwen. Wanneer het aantal bedrijfsruimten echter toenam, was het economisch gezien het aantrekkelijkst , om ‘om de hoek’ verder te gaan. Daardoor ontstond een L-vorm, nog later, bij verdere uitbreiding een U-vorm en uiteindelijk eventueel zelfs een carré. Het enige gebouwtje dat daar van begin af aan buiten lag, was de bakoven of het bakhuis.
Binnenplaats Schweibergerweg, anno 1999.
In onze omgeving zien we vaak, dat het woonhuis dwars staat ten opzichte van de weg, d.w.z. dat de zijgevel aan de straatkant ligt. Alhoewel het grondpatroon vrijwel bij elk gebouw identiek is (zie: definitie vakwerk), is elk vakwerkgebouw toch uniek in de opbouw.
Vakwerk dwars op de weg in de Elzet, anno 1980.
Vrijwel alle ramen hadden luiken. Die zullen in eerste instantie ongetwijfeld ook een functie hebben gehad als inbraakbeveiliging, maar we mogen aannemen dat het voornaamste doel toch isolatie was. Het nadeel van luiken voor ramen die geen bovenlicht hadden was, dat er geen daglicht meer binnenviel. Dat betekende dus ook, dat men ’s morgens in het donker zat. Om aan dat bezwaar enigszins tegemoet te komen, maakte men daarom in ten minste één van de luiken een kleine opening, vaak in de vorm van een hartje.
Oorspronkelijke luiken met hartjes, Bommerig, circa 1900.
Huizen en boerderijen werden witgekalkt zowel van buiten als van binnen. Buiten gaf het bescherming voor de lemen vakken en binnen gaf de witkalk een heldere kleur, was desinfecterend en ging schimmelvorming tegen. In het algemeen was het witten van huizen een jaarlijks terugkerende zaak.
Om de illusie te wekken een voornaam huis te bezitten, bouwden sommige eigenaren zelfs een complete gevel tegen de bestaande – vakwerk – gevel aan. De woning werd zo circa 80 cm. breder. Een mooi voorbeeld hiervan zien we op Bommerigerweg.
De strijd tegen de romantische restauratiemethode zal moeilijk zijn, omdat men het raamwerk vandaag ziet als een curiosum en het als zodanig van ver wil laten zien.”
Fragment uit: Fachwerkbau in Südlimburg, R.C. Hekker, Den Haag, 1962.
Het vrijstaand bakhuis
Na enkele grote stadsbranden, o.a. in Aken in 1656, werd in veel steden vakwerkbouw verboden. In dorpen en gehuchten waar de huizen niet zo dicht bij elkaar stonden, bleef men wel nog in vakwerk bouwen. In de Heerlijkheid Wittem gold vanaf 1735 een verbod om stro te gebruiken als dakbedekking. Dakpannen kwamen hiervoor in de plaats.
Vanwege het brandgevaar werd het bakhuis of de bakoven altijd apart en liefst op afstand van het vakwerkhuis gebouwd.
– Boerderijen en vakwerkgebouwen in Mechelen, Jean Rademaker, Heemkundevereniging Mechelen, 2017.
– Vakwerkbouw in Limburg, Coen Eggen, Weert, 1989.